Het grote aantal brievenbusfirma’s is nadelig voor Nederland
Brievenbusfirma’s leveren de Nederlandse economie weinig op, benadelen ontwikkelingslanden onevenredig via verlies aan belastingopbrengsten voor met name ontwikkelingslanden en het fenomeen beschadigt de reputatie van Nederland.
Dat is zijn de belangrijkste conclusies van de Commissie Doorstroomvennootschappen, onder leiding van de heer Ter Haar, die vandaag haar eindrapport presenteerde.
De commissie roept het kabinet op tot meer transparantie over zogenoemde doorstroomvennootschappen, het toezicht op de sector te versterken en dergelijke entiteiten meer te laten rapporteren over hun activiteiten. Die maatregelen maken Nederland minder aantrekkelijk voor brievenbusfirma’s en kunnen ervoor zorgen dat Nederland van een buitenbeentje verwordt tot een land met een normale positie ten aanzien van doorstroomvennootschappen.
De transparantie over de sector kan verbeteren door aanpassingen in het register met ultimate beneficial owners (UBO-register). Dat maakt duidelijk wie schuilgaat achter vennootschappen. Doorstroomvennootschappen mogen nu nog een beperkt jaarverslag opstellen. Als de wetgever die eisen in lijn brengt met bedrijven die wel activiteiten ontplooien, is het starten van een brievenbusfirma’s minder aantrekkelijk.
Daarnaast ziet de commissie in internationaal verband graag dat landen gezamenlijk fiscale voordelen voor lege entiteiten schrappen, zoals de deelnemingsvrijstelling en actief gegevens met elkaar gaan delen over doorstroomvennootschappen. Een internationaal UBO-register zou daarvoor ook uitkomst bieden, aldus de commissie.
Nederland telde in 2019 circa 12.400 doorstroomvennootschappen met een balanstotaal van circa 4.500 miljard euro, oftewel 5,5 keer de omvang van de Nederlandse economie. Belasting wordt logischerwijs niet geheven over dit balanstotaal, maar alleen over de inkomende en uitgaande betalingen. Jaarlijks stroomde er door doorstroomvennootschappen gemiddeld 170 miljard euro tussen 2015 en 2019. De directe werkgelegenheid is beperkt met een geschat aantal banen van tussen de drie- tot vierduizend banen. De schatkist ontving in 2019 naar schatting 650 miljoen euro van doorstroomvennootschappen, oftewel 0,2 procent van de totale belastinginkomsten.
De commissie denkt dat de term ‘doorstroomvennootschappen’ in de bestaande wet- en regelgeving leidt tot een te beperkte opvatting van doorstroom die niet voldoet aan de verwachtingen van Kamer, kabinet en het bredere publiek. Van belang is de vraag of een vennootschap internationale structuren kent, transacties doet met gelieerde partijen, beperkte reële aanwezigheid heeft in Nederland, fiscale, financiële of juridische motieven en/of grote internationale geldstromen of balansposities kent. Als enkele van deze kenmerken aanwezig zijn, kan worden gesproken van ‘doorstroom’ of een ‘doorstroomvennootschap’.